donderdag 26 november 2009

Salzburg-Oostenrijk (08)

Salzburg - Mirabellgarten mit Festung
Salzburg is een stad in Oostenrijk en is de hoofdstad van de gelijknamige deelstaat. De gemeente, die ook het statuur van district heeft, telt bijna 150.000 inwoners en is daarmee de vierde van het land. De stad ligt aan de Salzach in de streek Flachgau nabij de grens met Duitsland. Salzburg is beroemd als de geboortestad van Mozart en organiseert 's zomers de Salzburger Festspiele.
De veelbezochte binnenstad staat in zijn geheel op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Ze wordt gedomineerd door barokgebouwen, waaronder de dom, en door de vesting Hohensalzburg, een middeleeuwse burcht op een heuvel 120 m boven de stad. Salzburg is sinds het einde van de achtste eeuw de hoofdplaats van een aartsbisdom, waarvan de invloed zich tot ver in Beieren en Oostenrijk uitstrekte.

Pfalz bei Kaub-Duitsland (35)

Rhein, Pfalz bei Kaub
Kaub en het kasteel Pfalzgrafenstein
Kaub is een plaats in de Duitse deelstaat Rijnland-Paltz, en maakt deel uit van het district Rhein-Lahn-Kreis. Kaub ligt aan de Rijn.

Friedrichshafen-Duitsland (34)

Friedrichshafen - Bodensee
Friedrichshafen is een stad in de deelstaat Baden-Württemberg in het zuiden van Duitsland, gelegen aan de Bodensee. Het is de Kreisstadt van het Landkreis Bodenseekreis.
Friedrichshafen ontstond in 1811 uit de voormalige vrije rijksstad Buchhorn (waarvan de stad het gemeentewapen overnam) door samenvoeging met de gemeente Hofen. De stad werd genoemd naar koning Frederik (Friedrich I) van Württemberg.
De stad is bekend geworden door het bedrijf Luftschiffbau Zeppelin, dat er van 1898 tot het begin van de Tweede Wereldoorlog luchtschepen produceerde. In de Tweede Oorlog werd Friedrichshafen verwoest met de doelstelling de verdere productie van wapens te vernietigen door verschillende bombardementen.
De productie van drie nieuwe luchtschepen van de type Zeppeling NT voor het toerisme werd van 1997 tot 2005 bewerkt.

Köln-Duitsland (33)

Köln - Dom und Rhein
Keulen (Duits: Köln) is een stadsdistrict (kreisfreie Stadt) en metropool in Duitsland, in de deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen, gelegen aan de Rijn, ten noorden van Bonn en ten zuiden van Neuss en Düsseldorf. Keulen is de vierde stad van Duitsland en de grootste van Noord-Rijnland-Westfalen. In de agglomeratie wonen ongeveer 2.500.000 mensen. Keulen is de hoofdstad van het Regierungsbezirk Keulen en de officieuze hoofdstad van het Rijnland.
De geschiedenis van de stad gaat meer dan 2000 jaar terug. Keulen speelde vanaf de Middeleeuwen een belangrijke rol in kerk en politiek. Vroeger was het onderdeel van keurvorstendom Keur-Keulen.
De stad is beroemd om zijn rijke geschiedenis, het culturele en architecturale erfgoed en een aantal grote en internationale evenementen, zoals het carnaval en de handelsbeurzen. Keulen beschikt tevens over een universiteit, een van de oudste van Europa, en over een luchthaven, die het deelt met Bonn.
Het huidige Keulen is door mensen bewoond sinds de oude steentijd, vooral op het Rheinau-Eiland en in de huidige wijken Lindenthal en Woeringen. Ook Kelten hebben aan de Keulse linker Rijnoever geleefd. Tot enkele decennia voor Christus leefden in het gebied dat tegenwoordig Keulen is de Eburonen. Nadat Julius Caesar hen had verslagen, kregen de Ubiërs toestemming zich hier te vestigen. Zij stichtten in 38 v.Chr. een nederzetting op een eilandje in de Rijn Oppidum Ubiorum. De nederzetting groeide uit tot een flinke stad. Ter ere van keizer Nero's in Keulen geboren moeder Agrippina, de latere echtgenote van keizer Claudius werd de stad omgedoopt tot Colonia Claudia Ara Agrippinensium (CCAA) en werd ommuurd.
Gedurende de Grote Volksverhuizing werd de stad bezet door de Franken die er ook een van hun belangrijkste bestuurscentra vestigden. Door alle invasies en onrust van de 4de tot en met de 6e eeuw liep de bevolking wel flink terug, maar Keulen bleef nog steeds een van de grootste steden ten noorden van de Alpen.
Al in de vroege Middeleeuwen begon de stad weer te groeien omdat de ligging op het kruispunt van grote handelswegen en de Rijn belangrijk bleef. Ook de bisschop van Keulen bleef steeds een belangrijke figuur op het politieke toneel van de Middeleeuwen en domineerde ook lange tijd het zuidelijke grensgebied van het huidige Nederland. Vanaf ongeveer 953 behield de bisschop van Keulen slechts het wereldlijk gezag over een smalle strook van 150 km lang aan de linkeroever van de Rijn. Toch was dit voldoende om tot de voornaamste hoogwaardigheidsbekleders van het Heilige Roomse Rijk te horen, met name als keurvorst van het zogenaamde Keur-Keulen.
In de slag bij Woeringen in 1288 vocht het contingent van de Keulse burgers aan de kant van de hertog van Brabant, de vijand van de bisschop. Dankzij de nederlaag van de bisschop kon de stad zich van diens heerschappij bevrijden en in feite een onafhankelijke stadstaat worden middenin de rest van het keurvorstendom, dat onder het gezag van de bisschop bleef. Die bisschop zou voortaan zijn zetel hebben te Bonn. Rond 1367 was Keulen met 120.000 inwoners de grootste stad van het Rijk. In 1475 bevestigde keizer Frederik III officieel de status van Keulen als vrije rijksstad, en dat zou ze ruim drie eeuwen blijven.

Tijdens de reformatie bleven zowel de stad als het omliggende bisdom katholiek. Na de Vrede van Westfalen nam, naast de Beierse, ook de Franse invloed in Keulen toe. Bij de vrede van Lunéville kwam Keulen met de hele linker-Rijnoever bij de Franse Republiek.
Bij het Congres van Wenen na de val van Napoleon werd Keulen Pruisisch, maar het Franse recht bleef gelden. In de Nieuwe Tijd verminderde de invloed van Keulen buiten het Rijnland maar bleef de stad toch verreweg economisch, cultureel en staatsrechtelijk de belangrijkste stad tot aan de Industriële revolutie.
Het centrum van Keulen werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar gebombardeerd. Nadat de verwoestingen van de oorlog hersteld waren, groeide de stad weer snel uit tot zijn aloude positie van een van de belangrijkste steden van Duitsland.
Topografie
Keulen ligt in de deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen, op ongeveer 85 kilometer van de grens met Nederland. Keulen is met ruim 1 miljoen inwoners weliswaar de grootste stad in haar deelstaat, maar het is niet de hoofdstad, dat is namelijk Düsseldorf. Keulen ligt aan de Rijn, die een belangrijke functie vervult voor de stad en heeft bijgedragen aan de groei. Keulen heeft een belangrijke binnenhaven aan de Rijn.
Keulen strekt zich uit over een oppervlak van 405,15 km², waarvan 230,25 km² links van de Rijn en 174,87 km² rechts van de Rijn. Daarmee is het in oppervlakte de op vier na grootste stad van Duitsland. Het hoogste punt ligt op 118,04 meter in het natuurgebied Königsfrost, het laagste punt ligt in de Worringer Bruch (een oude Rijnarm) en ligt met een hoogte van 37,5 meter boven zee dus duidelijk onder de Keulse Rijnpijl.
Geologie
Keulen ligt grotendeels in de lagere rivierterrassen van de Rijn, die als brede trappen vanuit de rivier oplopen.
De ondergrond is voor het grotendeels in het Tertiair en gedeeltelijk in het Kwartair ontstaan en bestaat uit verschillende lagen riviersediment. Een uitzondering vormt het uiterste oosten van de stad, dat reeds aan de voet van het Rijnlands leisteenplateau ligt.
Door de grote oppervlakte die Keulen bestrijkt zijn er verschillen in de bodemgesteldheid en microklimaten aanwezig. Dankzij de Rijn en lössgebieden in het oosten is de bodem in het gebied over het algemeen erg vruchtbaar. Er liggen heide en bosgebieden in het westen van het stadsgebied, waar het Bergisch Land begint.

Bad Orb-Duitsland (32)

Bad Orb - Neue Konzerthalle
Bad Orb is een plaats in de Duitse deelstaat Hessen, gelegen in het district Mainz-Kinzig-Kreis.

Riccione-Italië (04)

Riccione
Riccione is een gemeente in de Italiaanse provincie Rimini (regio Emilia-Romagna)
De gemeente ligt op ongeveer 12 meter boven zeeniveau.
Riccione grenst aan de volgende gemeenten: Coriano, Misano Adriatico, Rimini.

Echternach-Luxemburg (06)

Echternach (Sauer)
Echternach is de oudste stad in Luxemburg, gelegen aan de Sûre of Sauer aan de oostgrens van het groothertogdom. De abdij in de stad werd in 698 gesticht door Willibrord. Echternach is een belangrijke toeristische trekpleister waarin regelmatig het aantal toeristen het inwonertal overtreft.
De naam van de stad wordt in 706 geschreven als Epternacus. De naam is mogelijk afgeleid uit de persoonsnaam Epternus en het achtervoegsel -(i)acum. Deze (gereconstrueerde) naam werd gevonden op een grafsteen uit de eerste eeuw na Christus binnen de stad, doch er bestaan twijfels over. Op de steen zou slechts -ternus te lezen zijn geweest.
Centraal in de stad ligt het historische stadhuis in gotische stijl uit de 15e eeuw. In Tweede Wereldoorlog werd Echternach zwaar gebombardeerd waardoor een groot deel van de stad werd verwoest.
In Echternach is ook de abdij van Echternach te vinden met daarin het graf van de heilige Willibrord. De Ierse monnik Willibrord kwam naar Echternach vanuit Nederland en België en bouwde in het stadje onder bescherming van Plectrudis, de eerste vrouw van Pepijj van Herstal, en haar moeder Irmina van Oeren de grote abdij van Echternach. In het klooster zijn nu een school en kantoren te vinden.
Sinds de Middeleeuwen vindt op dinsdag na Pinksteren jaarlijks de Processie van Echternach plaats ter ere van Willibrord. De deelnemers van deze processie van Echternach, ook wel de springprocessie genoemd, zijn aan elkaar vastgemaakt met witte zakdoeken en springen in de maat van de processiemars naar voren, afwisselend op hun linker- en rechtervoet. Dit is in 1947 zo ingesteld omdat het toenmalige ritme (drie stappen naar voren en twee terug) voor chaos zorgde. De heilige Willibrord gold als een genezer van de Saint-Guy-kwaal: epilepsie.
Ten zuiden van de stad is het meer van Echternach te vinden met restanten van een Romeinse villa.
Echternach was tot midden jaren zestig van de vorige eeuw een draaischijf in het Luxemburgse spoorwegvervoer. Op de plek van het huidige busstation was tot aan 1964 een groot rangeerterrein en een stationsgebouw gelegen.
Op 8 december 1873 werd de normaalspoorlijn Diekirch - Echternach in gebruik genomen. De lijn werd verder doorgetrokken naar Wasserbillig in het zuiden en werd vijf maanden later op 20 mei 1874 geopend. De lijn tussen Echternach en Wasserbillig werd op 4 maart 1963 buiten dienst gesteld en korte tijd later opgebroken. Het tracé tussen Diekirch en Echternach bleef een jaar langer in gebruik, maar op 27 mei 1964 viel ook voor deze lijn het doek.
In het landschap zijn nog maar weinig sporen te zien van de toenmalige spoorlijn tussen Diekirch en Wasserbillig. Hier en daar zijn oude stationsgebouwtjes omgebouwd tot woonhuis. De spoorlijn volgde voor het grootste deel de huidige doorgaande weg N10.
Naast het normaalspoor tussen Diekirch en Wasserbillig was ook een smalspoorlijn aangelegd tussen Luxemburg-stad en Echternach (via Junglinster). Deze smalspoorlijn had de bijnaam "Charly". Om het heuvelachtige terrein tussen Luxemburg en Echternach te overwinnen moest de stoomlocomotief - en later dieselloc - vaak grotere hoogteverschillen overwinnen en de contouren van het landschap volgen, wat leidde tot een bochtig tracé, waardoor alleen smalspoor geschikt was. De smalspoorlijn tussen Luxemburg en Echternach werd op 20 april 1904 geopend. Voor de spoorlijn zijn bij Bech en bij Breidweiler tunnels aangelegd. Tien jaar voor de sluiting van de doorgaande lijn tussen Diekirch en Wasserbillig, viel op 13 juni 1954 het doek voor deze smalspoorlijn.
De smalspoorlijn tussen Luxemburg en Echternach is nog zeer goed herkenbaar in het landschap. Kort na sluiting van de lijn is het spoor opgebroken en later is over het oude spoorbed een fietspad aangelegd. Nog vele haltes en stationsgebouwen zijn langs de voormalige lijn herkenbaar. De tunnel bij Bech is geschikt gemaakt voor fietsverkeer. Net voor Echternach is een kloof uitgehakt in de rotsen waar het voormalige tracé doorheen liep. Een tweede tunnel bij Breidweiler is door de natuur opgeëist en niet toegankelijk.
Tegenwoordig herinneren straatnamen als "Rue de la gare" en "Rue de Charly" aan het spoorverleden van de stad, die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van Echternach.

Maastricht-Nederland (18)

Maastricht - St. Servaasbrug (Oude Brug)
De Sint Servaasbrug is een 13e eeuwse stenen boogbrug over de rivier de Maas in de Nederlandse stad Maastricht.
Bouw
De brug werd gebouwd tussen 1280 en 1298 in opdracht van het Kapittel van Sint Servaas ter vervanging van de in 1275 ingestorte eerste Romeinse brug. Oorspronkelijk telde ze negen stenen bogen en een houten overspanning aan de Wyckse zijde, die in geval van een belegering snel ontmanteld kon worden. Omstreeks 1640 werd de eerste boog aan de westzijde, die geheel droog was komen te staan door de veranderde stroming van de Maas, dichtgemetseld en opgenomen in de nieuwe kademuur. Hierdoor bleven er nog maar acht stenen bogen over. Tijdens de aanleg van het kanaal Luik-Maastricht in 1850 kwam deze oude boog weer tevoorschijn om vervolgens gedeeltelijk afgebroken te worden.
Eerste restauratie
Eind 17e eeuw bleek de conditie van de brug zeer slecht te zijn. Het Kapittel van Sint Servaas hield betreffende het onderhoud van de brug nog steeds vast aan een bepaling van Keizer Rudolf I uit 1274 waarin werd bepaald dat er aan onderhoud niet meer besteed hoefde te worden dan er aan tolgeld binnenkwam. Het gevolg hiervan was dat er eeuwenlang alleen de meest noodzakelijke reparaties werden uitgevoerd. Dit beperkte zich vooral tot het vervangen van slechte stenen en het incidenteel vernieuwen van beschadigd voegwerk. Deze opstelling van het Kapittel gaf meerdere malen aanleiding tot heftige onenigheid tussen stadsbestuur en geestelijkheid. Uiteindelijk kwam het eigendom van de brug in 1647 toe aan de stad Maastricht. Tussen 1683 en 1716 werd de brug in fasen verregaand gerestaureerd. De bogen en soms zelfs gedeelten van de pijlers werden afgebroken en opnieuw opgebouwd daarbij zoveel mogelijk gebruik makende van de oude stenen. De eerste boog (eigenlijk de tweede dus) in 1683 door de Dominicanerbroeder Franciscus Romanus. De tweede en de derde in 1698 en 1699 door de Augustijn Jan van der Poel. De vierde en de vijfde in 1714 door Jan Collard. De overige bogen in 1716 door Gilles Doyen.
Na deze restauratie werd de brug redelijk goed onderhouden. Hoogwater en zware ijsgang brachten echter geregeld schade toe. In 1799 en 1803 werd de houten boog weer eens opgeknapt en in 1801 werd de donjon op de brug ter plaatse van de pijler tussen de houten boog en boog acht wegens bouwvalligheid gesloopt. In 1827 werd de houten boog uiteindelijk vervangen door een stenen boog, die echter op het oog van de verdediging (Maastricht was tot 1867 een vestingstad) makkelijk opgeblazen kon worden. In 1836 en 1837 werden de stenen borstweringen vervangen door smeedijzeren hekken. Zodoende konden de trottoirs iets verbreed worden.
Begin 20e eeuw begon het steeds duidelijker te worden dat de brug niet meer kon voldoen aan de eisen die het toenemende verkeer aan de brug stelde. In de jaren twintig waren er zelfs plannen om de brug geheel af te breken en te vervangen door een nieuwe. Aanleiding hiervoor waren diverse instortingen van gedeelten van de brug in 1926, 1928 en 1931. Uiteindelijk werd na veel protest van de Maastrichtse bevolking besloten om de oude brug te behouden en ongeveer 300 meter noordelijker, ter hoogte van de Markt, een tweede brug te bouwen; de latere Wilhelminabrug.
Tweede restauratie
De eerst volgende en meest ingrijpende restauratie vond pas weer plaats tussen 1932 en 1934 na de oplevering van de Wilhelminabrug. De brug werd toen in feite compleet afgebroken en opnieuw opgebouwd. De bogen werden geconstrueerd in beton en daarna weer bekleed met de oorspronkelijke stenen. Om de ondergraving van de brugpijlers door hoog water en zware ijsgang eindelijk te verhinderen werden de funderingen extra verstevigd en onder de waterspiegel werden tussen de pijlers zogenaamde contrabogen aangebracht. Aan de oostzijde werden twee bogen opgeblazen en vervangen door een stalen hefgedeelte om zwaardere scheepvaart meer ruimte te geven. Aan weerszijden van dit hefgedeelte werden twee kleine torentjes opgericht, verwijzende naar de donjon die zich hier tot 1801 bevond. Het smeedijzeren hekwerk werd tevens weer vervangen door een stenen borstwering. Gedeelten van dit hekwerk zijn echter op diverse plaatsen in de binnenstad nog terug te vinden.
Tweede Wereldoorlog
De brug heeft in de Tweede Wereldoorlog ernstig te lijden gehad. Op 10 mei 1940 werd het stalen gedeelte aan de kant van Wyck op bevel van de Nederlandse legerleiding opgeblazen. De rest van de brug liep daarbij nauwelijks schade op. De opmars van het Duitse leger werd hier echter nauwelijks door vertraagd. De ontstane opening kon gemakkelijk over gestoken worden en reeds op 11 mei lag er al een provisorische noodbrug die op 28 augustus werd vervangen door een definitieve noodbrug. Bij het terugtrekken van het Duitse leger in 1944 liep de brug echter de meeste schade op. Pogingen om de aangebrachte springladingen te saboteren of te verwijderen liepen helaas op niets uit. Op 13 september, de dag van de bevrijding van Wyck en slechts één dag voor de bevrijding van Maastricht zelf, bliezen de Duitsers de brug gedeeltelijk op. Dankzij de betonnen constructie uit de jaren dertig werd echter geen van de bogen geheel onderbroken en kon ze gemakkelijk provisorisch hersteld worden. Op 27 september werd de brug weer in gebruik genomen voor verkeer. De Wilhelminabrug was echter over de gehele lengte verwoest; alleen de pijlers staken nog boven het water uit. In 1946 en 1947 werd de brug gerepareerd. Bij die gelegenheid werd, door verlenging van de pijlers in noordelijke richting, de brug 2 meter breder gemaakt. De torentjes aan weerszijden van het hefgedeelte werden niet herbouwd.
Tegenwoordig
De betonnen constructie ter plekke van de laatste boog in februari 2007
Bij de herinrichting van de Maasboulevard (2005) kwam de boog die in 1640 werd dichtgemetseld en in 1850 al eens ontdekt werd wederom vrij te liggen. De resten van deze boog waren nog geheel origineel 13e eeuws en derhalve het meest authentieke gedeelte van de brug. De bedoeling was om deze boog te restaureren en als onderdoorgang te gaan gebruiken voor voetgangers die het pad langs de Maas willen volgen. De opdracht voor restauratie werd verleend aan het architectenbureau van Jo Coenen. Volgens bureau Coenen bleek echter dat de stenen in de loop der tijd te slecht waren geworden en voor het grootste deel onbruikbaar om de boog te reconstrueren. Begin 2007 zijn derhalve deze laatste originele resten van de brug gesloopt en vervangen door een betonnen constructie. Binnen deze constructie zijn wel fragmenten van de laatste boog terug geplaatst.
Trivia
De Sint Servaasbrug wordt algemeen beschouwd als de oudste brug van Nederland.
Pas sinds 1932 draagt de brug de naam van H. Servatius, eerste bisschop en later patroonheilige van de stad Maastricht. Aangezien er eeuwenlang maar één brug was had deze geen naam. Ze werd gewoon de brug genoemd. Pas na de bouw van de Wilhelminabrug in 1932 werd het nodig een naam toe te kennen. Er zijn nog steeds Maastrichtenaren die over de 'aw brögk' (oude brug) spreken.

Gandria-Zwitserland (04)

Gandria - Serafino Giambonini
Gandria is met ongeveer 200 inwoners een klein pittoresk dorpje aan het Meer van Lugano in Zwitserlands. Het maakt deel uit van de stad Lugano, en is eenvoudig per boot te bereiken. Ook kan men van Gandria naar Lugano en andere omliggende steden wandelen. Het olijvenpad, dat van Gandria naar Castagnola loopt, gaat langs olijvenvelden en biedt een prachtig uitzicht over het Meer van Lugano. In Gandria ligt de grens tussen Zwitserland en Italië. Deze overgang is niet echt geschikt voor zwaar verkeer. Dat kan beter gebruik maken van de grensovergang bij Chiasso op de doorgaande route naar Milaan.

Köln-Duitsland (31)

Köln am Rhein
Keulen (Duits: Köln) is een stadsdistrict (kreisfreie Stadt) en metropool in Duitsland, in de deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen, gelegen aan de Rijn, ten noorden van Bonn en ten zuiden van Neuss en Düsseldorf. Keulen is de vierde stad van Duitsland en de grootste van Noord-Rijnland-Westfalen. In de agglomeratie wonen ongeveer 2.500.000 mensen. Keulen is de hoofdstad van het Regierungsbezirk Keulen en de officieuze hoofdstad van het Rijnland.De geschiedenis van de stad gaat meer dan 2000 jaar terug. Keulen speelde vanaf de Middeleeuwen een belangrijke rol in kerk en politiek. Vroeger was het onderdeel van keurvorstendom Keur-Keulen.De stad is beroemd om zijn rijke geschiedenis, het culturele en architecturale erfgoed en een aantal grote en internationale evenementen, zoals het carnaval en de handelsbeurzen. Keulen beschikt tevens over een universiteit, een van de oudste van Europa, en over een luchthaven, die het deelt met Bonn.
Het huidige Keulen is door mensen bewoond sinds de oude steentijd, vooral op het Rheinau-Eiland en in de huidige wijken Lindenthal en Woeringen. Ook Kelten hebben aan de Keulse linker Rijnoever geleefd. Tot enkele decennia voor Christus leefden in het gebied dat tegenwoordig Keulen is de Eburonen. Nadat Julius Caesar hen had verslagen, kregen de Ubiërs toestemming zich hier te vestigen. Zij stichtten in 38 v.Chr. een nederzetting op een eilandje in de Rijn Oppidum Ubiorum. De nederzetting groeide uit tot een flinke stad. Ter ere van keizer Nero's in Keulen geboren moeder Agrippina, de latere echtgenote van keizer Claudius werd de stad omgedoopt tot Colonia Claudia Ara Agrippinensium (CCAA) en werd ommuurd.Gedurende de Grote Volksverhuizing werd de stad bezet door de Franken die er ook een van hun belangrijkste bestuurscentra vestigden. Door alle invasies en onrust van de 4de tot en met de 6e eeuw liep de bevolking wel flink terug, maar Keulen bleef nog steeds een van de grootste steden ten noorden van de Alpen.Al in de vroege Middeleeuwen begon de stad weer te groeien omdat de ligging op het kruispunt van grote handelswegen en de Rijn belangrijk bleef. Ook de bisschop van Keulen bleef steeds een belangrijke figuur op het politieke toneel van de Middeleeuwen en domineerde ook lange tijd het zuidelijke grensgebied van het huidige Nederland. Vanaf ongeveer 953 behield de bisschop van Keulen slechts het wereldlijk gezag over een smalle strook van 150 km lang aan de linkeroever van de Rijn. Toch was dit voldoende om tot de voornaamste hoogwaardigheidsbekleders van het Heilige Roomse Rijk te horen, met name als keurvorst van het zogenaamde Keur-Keulen.In de slag bij Woeringen in 1288 vocht het contingent van de Keulse burgers aan de kant van de hertog van Brabant, de vijand van de bisschop. Dankzij de nederlaag van de bisschop kon de stad zich van diens heerschappij bevrijden en in feite een onafhankelijke stadstaat worden middenin de rest van het keurvorstendom, dat onder het gezag van de bisschop bleef. Die bisschop zou voortaan zijn zetel hebben te Bonn. Rond 1367 was Keulen met 120.000 inwoners de grootste stad van het Rijk. In 1475 bevestigde keizer Frederik III officieel de status van Keulen als vrije rijksstad, en dat zou ze ruim drie eeuwen blijven.Tijdens de reformatie bleven zowel de stad als het omliggende bisdom katholiek. Na de Vrede van Westfalen nam, naast de Beierse, ook de Franse invloed in Keulen toe. Bij de vrede van Lunéville kwam Keulen met de hele linker-Rijnoever bij de Franse Republiek.Bij het Congres van Wenen na de val van Napoleon werd Keulen Pruisisch, maar het Franse recht bleef gelden. In de Nieuwe Tijd verminderde de invloed van Keulen buiten het Rijnland maar bleef de stad toch verreweg economisch, cultureel en staatsrechtelijk de belangrijkste stad tot aan de Industriële revolutie.Het centrum van Keulen werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar gebombardeerd. Nadat de verwoestingen van de oorlog hersteld waren, groeide de stad weer snel uit tot zijn aloude positie van een van de belangrijkste steden van Duitsland.
TopografieKeulen ligt in de deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen, op ongeveer 85 kilometer van de grens met Nederland. Keulen is met ruim 1 miljoen inwoners weliswaar de grootste stad in haar deelstaat, maar het is niet de hoofdstad, dat is namelijk Düsseldorf. Keulen ligt aan de Rijn, die een belangrijke functie vervult voor de stad en heeft bijgedragen aan de groei. Keulen heeft een belangrijke binnenhaven aan de Rijn.Keulen strekt zich uit over een oppervlak van 405,15 km², waarvan 230,25 km² links van de Rijn en 174,87 km² rechts van de Rijn. Daarmee is het in oppervlakte de op vier na grootste stad van Duitsland. Het hoogste punt ligt op 118,04 meter in het natuurgebied Königsfrost, het laagste punt ligt in de Worringer Bruch (een oude Rijnarm) en ligt met een hoogte van 37,5 meter boven zee dus duidelijk onder de Keulse Rijnpijl.
GeologieKeulen ligt grotendeels in de lagere rivierterrassen van de Rijn, die als brede trappen vanuit de rivier oplopen.De ondergrond is voor het grotendeels in het Tertiair en gedeeltelijk in het Kwartair ontstaan en bestaat uit verschillende lagen riviersediment. Een uitzondering vormt het uiterste oosten van de stad, dat reeds aan de voet van het Rijnlands leisteenplateau ligt.Door de grote oppervlakte die Keulen bestrijkt zijn er verschillen in de bodemgesteldheid en microklimaten aanwezig. Dankzij de Rijn en lössgebieden in het oosten is de bodem in het gebied over het algemeen erg vruchtbaar. Er liggen heide en bosgebieden in het westen van het stadsgebied, waar het Bergisch Land begint.

Oberwesel-Duitsland 30)

Der Rhein bei Oberwesel
Oberwesel is een plaats in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts, gelegen in het district Rhein-Hunsrück-Kreis.

Aachen-Duitsland (29)

Aachen
Aken (Duits: Aachen) is een stadsdistrict (kreisfreie Stadt) in de Duitse deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen. De stad ligt dichtbij de grens met Nederland en België, vlakbij het Limburgse Vaals en in de buurt van het Luikse Kelmis; voorts ligt Aken ongeveer 65 km ten westen van de Duitse stad Keulen. Bestuurlijk vormt Aken een stadsdistrict in het Regierungsbezirk Keulen.
De agglomoratie van Aken is grensoverschrijdend en omvat ook plaatsen als het Nederlandse Vaals en Kerkrade en het Belgische Kelmis.
Aken is een stad met een lange geschiedenis en een beroemde Dom. Het is tevens een industrieel centrum in een steenkoolgebied en een belangrijk spoorwegknooppunt met aansluiting op de hogesnelheidslijn (Thalys) en de Montzenroute naar de Antwerpse haven. Het vliegveld van Aken, Maastricht Aachten Airport, ligt op Nederlands grondgebied, zo'n 30 km van de stad, nabij het Limburgse Beek.
De RWTH Aken (Rheinisch-Westfälische Technische Hochschule) is een van de belangrijkste technische universiteiten, speciaal voor werktuigbouwkunde, auto- en productietechniek. Een onderdeel vormt het Klinikum Aachen, dat het grootste in één enkel gebouw gevestigde ziekenhuis van Europa is.
Naam
De naam is afkomstig van het Oudgermaanse Ahha wat op zijn beurt afgeleid is van het Latijnse Aquisgranum.
Geschiedenis
De bronnen

De Romeinen noemden de hete, zwavelhoudende minerale bronnen in deze omgeving Aquis-Granum, naar de Romeinse generaal Granus. Sinds de Romeinse tijd zijn deze hete bronnen gekanaliseerd en veranderd in geneeskrachtige baden, die nog steeds in gebruik zijn. Âh, is een Oud-Germaans woord, verwant aan het Latijnse aqua, ook terug te vinden in riviernamen, en betekent water. In Franssprekende delen van het voormalige Romeinse Rijk veranderde dit in Aix. Zo is de Franse naam van Aken Aix-la-Chapelle. Dit vindt men ook terug in de namen van andere Romeinse kuuroorden zoals Aix-en-Provence en Aix-les-Bains.
De moderne tijd
In 1880 had Aken een inwoneraantal van 80.000. Meerdere belangrijke spoorwegen kwamen hier bij elkaar. Aken werd hierdoor een industriestad, waar onder andere spoorstaven, spelden, knopen, tabak, wol- en zijdeproducten geproduceerd werden.
Nadat Aken zwaar beschadigd was geraakt in de Tweede Wereldoorlog, was het de eerste Duitse stad die door de geallieerden bevrijd werd van het nationaalsocialisme. Het was ook de eerste Duitse stad waar na de oorlog weer een dagblad verscheen.
Sinds 1950 reikt de stad de jaarlijkse Karelsprijs uit aan mensen of instituten die uitzonderlijk werk hebben verricht voor het Europese verenigingsproces. In 2003 werd de medaille uitgereikt aan de Franse oud-president Valéry Giscard d'Estaing, verder o.a. in 1996 aan koningin Beatrix, in 1976 aan Leo Tindemans, in 1967 aan Joseph Luns, in 1957 aan Paul-Henri Spaak en in 1951 aan Hendrik Brugmans.
Bezienswaardigheden
Dom van Aken
Stadhuis van Aken
Binnenstad van Aken
Het beeld van Jezus Christus in het centrum
De Dom van Aken is nog steeds het meest opmerkelijke gebouw van de stad en maakt deel uit van de palts van Karel de Grote. Het paleis in de palts werd vele malen verbouwd en vormt nu het stadhuis van Aken. De centrale cour van de palts is nog steeds herkenbaar als het plein tussen beide gebouwen. De dom was gedurende 400 jaar de grootste kerk ten noorden van de Alpen. De tombes van Karel de Grote en Otto III bevinden zich in deze kerk. Ook worden hier de relieken bewaard die Karel de Grote in 799 ter inwijding van zijn koninklijke kapel (paltskapel) vanuit Jeruzalem had laten overbrengen: de windselen van het Kind Jezus, het lendendoek van Jezus Christus, het kleed van de Maagd Maria en het doek waarin het hoofd van Johannes de Doper gewikkeld zou zijn geweest. Dit werd echter pas in 1239 openbaar bekend. Hierdoor kreeg de Dom van Aken een religieuze betekenis als bedevaartsoord en ontstond een pelgrimage. De zevenjarige cyclus van deze Heiligdomsvaart ontstond echter pas in de eerste helft van de 14e eeuw. Nog steeds komen elk jaar duizenden gelovigen naar Aken voor de toning van de relieken. De eerstvolgende Heiligdomsvaart in Aken is in 2014.
De Dom van Aken was het eerste Duitse monument op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.
Geografie
Aken ligt in het stroomgebied van de Maas, is de meest westelijke Duitse Großstadt, grenst aan het drielandenpunt op de Vaalserberg en is een van de vele agglomeraties van Noord-Rijnland-Westfalen. Op ongeveer 30 km ten zuidwesten ligt het natuurpark Hoge Venen.
Het hoogste punt van de stad ligt op 410 meter boven Normalnull (NN) en ligt in het uiterste zuidoosten van de gemeente. Het laagste punt van de gemeente bedraagt 125 meter boven NN en is te vinden in het noorden van de stad. De lengte van de stadsgrens bedraagt 87,7 km, daarvan vormt 23,8 km de staatsgrens met België en 21,8 km de grens met Nederland. De grootste lengte van de stad in noord-zuid richting bedraagt 21,6 km, de grootste oost-west afstand bedraagt 17,2 km.
Buurgemeenten
Aken grenst aan de volgende gemeenten:
Herzogenrath, Würselen, Eschweiler, Stolberg en Roetgen (liggen allemaal in het district Aken), Raeren en Kelmis (provincie Luik) in België, Vaals, Gulpen-Wittem, Simpelveld, Heerlen en Kerkrade (provincie Limburg) in Nederland.

woensdag 25 november 2009

Oostende-België (04)

Oostende - afvaart van Maalboot Oostende- Dover
Oostende is een stad in de Belgische provincie West-Vlaanderen, die ongeveer centraal langs de Belgische Kust ligt. Het is de grootste stad langs de kust, en een belangrijk toeristisch en economisch centrum en telt ongeveer 68.000 inwoners. De stad beschikt ook over een zee- en luchthaven.
Geschiedenis
De beginperiode
De eerste sporen van Oostende zijn te vinden in de 9de en 10e eeuw. Schaapherders en vissers leidden een eenvoudig leven in een kleine nederzetting op het oostelijke uiteinde van de Testerep. In 814 schonk Sire Gobrecht van Steeland het toenmalig nietig dorpje aan de abdij van Sint-Bertinus in Sint-Omaars. In 1267 kende Margaretha van Constantinopel stadsrechten toe aan Oostende, maar de stad had evenwel geen muren, vestingen of bolwerken. Op dat moment werd aan Oostende het voorrecht verleend een halle te exploiteren. Geleidelijk aan maakten de bewoners gebruik van hun bestuurlijke bevoegdheden om zich los te maken van de dominerende kasteelheren. Een schepencollege van rijke kooplieden, later ambachtslieden, met aan het hoofd de baljuw, stippelde het beleid uit. In 1284 sloot Oostende een verdrag met de vrijheer van Brugge om de getijdengeul te verbreden en bevaarbaar te maken.
Verhuizingen
Stormen en overstromingen dwingen Oostende te verhuizen. In 1372 werd de stad versterkt met palissades, maar voortdurende zware stormen en overstromingen verzwolgen uiteindelijk de stad. Er werd een nieuwe meer zuidelijk gelegen stad opgetrokken. In 1445 gaf Filips de Goede Oostende zijn toestemming om een haven aan te leggen. In 1447 werd de stad opnieuw overstroomd, met als gevolg dat de stad opnieuw voor een groot gedeelte verplaatst werd, verder van de zee af.
De Spaanse periode
In juli 1489 werd Oostende geplunderd en in brand gestoken door aanhangers van de Duitse koning Maximiliaan I van Oostenrijk, aangevoerd door Daniël van Praet, kapitein van Nieuwpoort. Dat leidde de reeks oorlogen in de Nederlanden in. Zo werd Oostende in 1548 veroverd door de Engelsen en de Hollanders. In 1572 werd uiteindelijk een verdediging rond de stad opgeworpen met de toestemming en medewerking van de Hertog van Alva.
Na de Slag bij Nieuwpoort trok het leger van de Prins van Oranje zich terug op Oostende. De Oostendenaren gaven vrije toegang tot hun haven aan protestanten uit Engeland en Noord-Ierland. Zo werd Oostende het laatste protestantse bolwerk in de katholieke Spaanse Nederlanden. Als reactie daarop volgde het drie jaar durende Beleg van Oostende. De Staatse verdedigers trokken zich tenslotte terug. Door het beleg was Oostende totaal verwoest.
In 1698 werd een eerste scheepvaartmaatschappij opgericht, die tot doel had handel te drijven met Indië. De Spaanse Successieoorlog had ook zijn gevolgen voor Oostende. Toen de Franse en Spaanse troepen, na hun verlies in de slag bij Ramillies op 23 mei 1706 zich terugtrokken in Oostende, werd de stad belegerd door de Engelse vloot, en opnieuw grotendeels verwoest. Op 6 juli 1706 gaf de belegerde stad zich over aan de Oostenrijkse keizer en zijn bondgenoten.
De Oostenrijkse periode
De scheepvaartmaatschappij die met Indië handel voerde, werd hierdoor pas in 1715 een succes. Op 11 augustus 1723 werd de Generale Keizerlijke en Koninklijke Indische Compagnie, beter gekend als de Oostendse Compagnie, gesticht. In maart 1724 vertrok de eerste koopvaardijvloot, die bestond uit drie schepen, de Arend, de Sint-Elisabeth en de Sint-Karel, onder koninklijke en keizerlijke vlag. Op korte tijd werd Oostende een belangrijke haven met invoer van Chinese en Indische koopwaar. Onder internationale druk werd de Oostendse Compagnie in 1727 geschorst en in 1731 opgeheven. Oostende wordt opnieuw een gewone vestingstad. In de late 17de eeuw en eerste helft van de 18de eeuw was Oostende een van de vestingsteden die deel uitmaakten van de Nederlandse vestingsbarrière in de Zuidelijke Nederlanden.
Op 24 november 1776 werd het eerste handelsdok plechtig geopend. In 1781 vaardigde keizer Jozef II een decreet uit waardoor Oostende officieel een vrijhaven werd. Opnieuw kende de haven een zekere opbloei, onder andere door de neutraliteit van Oostenrijk in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorloge. Na het Verdrag van Versailles op 20 januari 1783 begon de grote havenbedrijvigheid weer stilaan af te nemen.
De Franse periode
Tussen 1792 en 1815 stond de verdere uitbouw van de Oostendse haven op een laag pitje, onder meer vanwege het beleid van Napoleon Bonaparte. De keizer blokkeerde met het Continentaal stelsel de handel met overzee en concentreerde de vestingbouw en de activiteiten van zijn marine in de Noordelijke wateren in Den Helder dat hij als "Het Gibraltar van het Noorden" beschouwde. Wel werden er onder het bestuur van Napoleon twee forten gebouwd ter verdediging van de haven: Fort Napoleon en het Fort Royal moesten Britse aanvallen en landingen afweren.

De haven in het Koninkrijk der Nederlanden
Ook tijdens het korte bewind (1815-1830) van Koning Willem I der Nederlanden was vergroting van de haven niet mogelijk. De prioriteiten van de regering lagen elders en het Koninkrijk bezat met Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen al voldoende grote havens.

De Belgische periode
Pas in 1830, onder impuls van de Belgische koning Leopold I, kon de Oostendse zeehaven verder uitgroeien. In 1838 had de inhuldiging van de spoorlijn Oostende-Brussel plaats en in 1846 werd de eerste postdienst Oostende-Dover ingelegd. In 1877 werd de eerste Oostendse vismijn gebouwd. Op 2april 1884 kwam het eerste stoomvisserijschip — de Prima — Oostende binnenvaren. In 1914 waren er al 29 stoomvisserijschepen in Oostende.
In 1865 werd Oostende ontheven van haar functie als vesting door de toenmalige minister van oorlog baron Félix Chazal. Spoedig werden de vestingmuren rond de stad gesloopt. Hierdoor zou Oostende op korte tijd sterk uitbreiden. Dankzij de inspanningen van de Belgische koning Leopold II bloeide Oostende in het begin van de twintigste eeuw als geen ander. De stad kreeg de bijnaam "Koningin der Badsteden". De mondaine koning bouwde een belle-epoque badstad met wereldfaam. Het Kursaal Oostende uit 1852, het nieuwe theater uit 1905, het Koninklijk Paleis, de Koninklijke Gaanderijen, de Promenade, de Kiosk, het Stadstheater, het Leopoldpark, de Wellingtonrenbaan en de Stadsbibliotheek straalden haar bourgeois karakter uit.
Door de toegenomen haventrafiek was er een tekort aan kaaimuren ontstaan, daarom werd in de periode 1894-1914 de haven op ingrijpende wijze vernieuwd door aanpassing van de voorhaven en uitbouw van een nieuwe achterhaven, verbonden met de De Smet de Naeyerbruggen.
Het Duitse intermezzo
De twee wereldoorlogen luidden het einde in van Oostende als belle-epoquestad. De Duitsers plaatsten afweergeschutbatterijen langs het Fort Napoleon en in de duinen langs het duinenkerkje Onze-Lieve-Vrouw ter Duinenkerk, waarvan de toren half verwoest werd. In de Eerste Wereldoorlog was Oostende een basis voor Duitse duikboten vanuit Brugge. De Britten probeerden Oostende tweemaal te blokkeren met de blokkade van Zeebrugge en Oostenden. De promenade werd zo goed als volledig verwoest in 1940-45 door de bommenregen van de Geallieerden op de Atlantikwall, de haven en de spoorwegen.
De naoorlogse periode
De opkomst van het massatoerisme en de immobiliënsector waren nog dramatischer dan de Tweede Wereldoorlog voor de afbraak van de belle-epoque architectuur. Oostende groeide dankzij het eendagstoerisme en de toename van de mobiliteit wel uit tot een bloeiende moderne badstad met bijna 70.000 inwoners; in het hoogseizoen kan dit aantal tot het tienvoudige oplopen. Veel van deze toeristen wensen een flat met zicht op zee. Het opdoeken van de RMT (Regie voor Maritiem Transport) heeft bovendien voor heel wat armoede gezorgd. Oostende wordt erkend als een kansarme gemeente (SIF+).

Casino Kursaal
Tegen de millenniumwende besloot het stadsbestuur van Oostende om van de elitaire bijnaam "Koningin der badsteden" af te stappen en zich te profileren als "Stad aan zee". Men wilde daarmee vooral aangeven dat Oostende aan de Belgische kust één van de enige "echte" steden zou zijn. Toeristisch en marketinggewijs was deze titel ook moderner dan de oubollig geworden koninginnennaam, hoewel deze naam een begrip is geworden en nog altijd vaak wordt gebruikt.
De lucht- en spoorhaven hebben de plaats van de zeehaven ingenomen op vlak van internationale verbindingen. In 2004 is de renovatie begonnen van het Kursaal Oostende. Het complex is afgewerkt in 2005. Het kursaal is nu een van de grootste evenementzalen in Oostende. Het biedt plaats aan meer dan 2000 mensen en achter het podium bevindt zich een glazen muur met zicht op zee. Bovenop het kursaal is een van de chicste restaurants van de stad gevestigd, met zicht op zee. Oostende is in 2006 ook opgefrist op vlak van wegen en overheidsgebouwen en toegankelijker dan ooit. Ook op cultureel vlak heeft de stad een aantal troeven. De Paulusfeesten zijn bekende zomerfeesten geworden. Het kleinschalig vriendenfeestje groeide uit tot een volwaardig festival. Ook Theater Aan Zee en Oostende voor Anker zijn internationale trekpleisters geworden.
Ligging
De stad ligt centraal langs de Belgische kust, op ongeveer 35 km van de Nederlandse grens en 30 km van de Franse grens. Oostende ligt in de duinen- en kuststreek. Ten westen van de havengeul is de kust bijna volledig volgebouwd. Het oostelijk deel paalt aan de zeereepduinen tussen Oostende en De Haan die, op het voormalig militair gebied na, onbebouwd zijn. Oorspronkelijk lag het op een eiland (Testerep) voor de Vlaamse kust, en was het het meest oostelijke dorp ervan (vandaar de naam). Aan de andere kant lag Westende en in het midden lag Middelkerke.
Oostende is een centrumstad met een historische stadskern, 19e eeuwse gordel en uitlopers langs de kustlijn. Typisch voor haar uitzicht zijn het kustfront van flatgebouwen, de dichtbebouwde binnenstad en grootschalige infrastructuren zoals zee- en luchthaven met dichtbij dichtbebouwde verkaveling. Oostende heeft een winkelcentrum dat regionaal vooral in trek is, veel scholen (vooral secundair en lager onderwijs) en recreatie.
Oostende heeft naast het stadscentrum nog de deelgemeenten Zandvoorde en Stene. Ook de vroegere dorpen Raversijde en Mariakerke horen tot de gemeente. Enkel Zandvoorde is nog een duidelijk afgescheiden landelijk dorp, Stene en Mariakerke zijn volledig vergroeid met het stadscentrum en zijn tegenwoordig een wijk van de stad.
Verkeer en vervoer
Oostende is via de weg vlot te bereiken, door de ligging aan het eind van de autosnelweg A10. De stad beschikt over een internationale luchthaven en een zeehaven. Ze ligt ook aan het Kanaal Brugge-Oostende en heeft enkele belangrijke tramstations van de kusttram. Via het station Oostende wordt de stad rechtstreeks verbonden met andere belangrijke Belgische steden als Brugge, Kortrijk, Brussel, Gent, Luik en Antwerpen. Vier keer per dag vertrekt een IC-trein naar Rijsel (Lille) en een keer per dag een Thalys naar Parijs.
Oostende heeft ook een dicht netwerk van zes stadsbussen, waarvan twee lijnen ook Bredene bedienen. Daarnaast zijn er streekbussen naar Oudenburg, Gistel, Brugge, Torhout, Middelkerke, Leffinge, Diksmuide, Veurne en De Haan. Tijdens het zomerseizoen is er een rechtstreekse busverbinding met Ieper. Op 7 januari 2008 startte in Oostende een nachtnet met 8 nachtlijnen, waarvan telkens een naar Oudenburg, Gistel, Middelkerke en Bredene. De andere lijnen verzorgen de verbindingen tussen het centrum en de buitenwijken.
Toerisme
Als "Stad aan zee" richt Oostende zich momenteel vooral op de cultuurminnende Oostendenaar, de weekend-bezoeker uit het binnenland en de buitenlandse toerist. Het aantal overnachtingen is gestegen van 800.000 in 1992 tot 1.100.000 in 2003 (cijfers Provincie West-Vlaanderen).
Enkele culturele evenementen zijn Theater Aan Zee, de Paulusfeesten, Sfeer in 't Park en Halloween. Oostende maakt zijn toeristisch aanbod bekend via een website. Het Bloemenuurwerk, de vistrap, Lange Nelle en het Casino-Kursaal zijn eveneens enkele van de trekpleisters.
Onroerend erfgoed
Oostende heeft een toeristische en historische stadskern. Naast deze stadskern liggen enkele wijken die deel uitmaken van de 19e eeuwse stadsexpansie, met aaneengesloten panden met 19e eeuwse bel-etagewoningen. De historische stadskern werd volledig vernield gedurende het driejarig beleg van Oostende. Het nog bestaande (en gerestaureerd) Spaas huisje is in feite afkomstig uit de Oostenrijkse periode.
In en buiten de stadskern liggen een aantal beschermde monumenten zoals de Venetiaanse Gaanderijen en Koninklijke Gaanderijen, de Kiosk (oostende) op het Wapenplein, De Smet de Naeyerbruggen, de Wellingtonrenbaan, de Drie Gapers, Fort Napoleon, Villa Maritza, de François Musinstraat, het Staketsel, de Sint-Petrus-en-Pauluskerk, de Peperbusse, de Kapucijnenkerk, de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Duinenkerk, Sint-Annakerk, Rogier Palace, het Spaans huisje en het Shoppingcenter in Feest- en Cultuurpaleis Oostende.
Maritieme cultuur
Oostende heeft een maritiem verleden, waarvan de Mercator, de Amandine en het Noordzee-aquarium getuigen. In 1992 is het middeleeuwse vissersdorp Walraversijde opgegraven. Oostende heeft daarnaast een Week van de Zee, open dagen van de havenbedrijven, het project Oostende voor Anker, de vzw Maritieme Site Oostende, het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, Onderzoeksdomein Visserij van de Vlaamse overhed, het Vlaams Instituut voor de Zee... De visserij is nog prominent aanwezig in de Vismijn en het Maritiem Instituut Mercator van het Gemeenschapsonderwijs. De spuikom uit het begin van de 20ste eeuw is nu een belangrijke plaats voor watersportrecreatie, zoals vissen, zeilen, duiken, surfen ...
Bibliotheek en kunst
De Oostendse Stadsbibliotheek (1856-...), nu Openbare bibliotheek Kris Lambert, huist sinds 2000 in de nieuwe hoofdbibliotheek. Oostende heeft tevens een Stedelijk Conservatorium en
Stedelijke Kunstacademie.
In 2010 moet de nieuwe cultuurtempel in het leegstaande Postgebouw aan de Hendrik Serruyslaan een feit zijn. Het wordt een project naar het voorbeeld van de Gentse Vooruit.
Musea en galerijen
In Oostende vindt men het Kunstmuseum aan Zee (of afgekort Mu.ZEE; in 2008 ontstaan uit de fusie van het Museum voor Schone Kunsten Oostende met het Provinciaal Museum voor Moderne Kunst of PMMK), het Ensorhuis dat als museum is ingericht, het Oostends Historisch Museum De Plate, het Domein Raversijde met de archeologische site Walraversijde, het domein van Prins Karel en de restanten van Duitse duinverdedigingsinstellingen uit de Eerste en de
Tweede Wereldoorlog, en tenslotte het fort Napoleon. Er zijn verschillende kleine galerijen. In de Venetiaanse Gaanderijen worden gelegenheidstentoonstellingen gehouden.

Mulroy Bay-Ierland (01)

Mulroy Bay - is one of the most beautiful of all the bays around the Irish Coast. Along its shores tiny peninsulas run into the sea - some richly clad with fir and pine and gorse - protecting the snug little coves between. From the high ground magnificent views are obtained of the bay, with its numerous wooded islands and much-indented shores. The beauty and charm of County Donegal will cast its spell over you and draw irresistibly.
Mulroy Bay (Irish: Cuan an Mhaoil Rua) is a relatively small bay / sea loch on the north coast of County Donegal, Ireland.
Mulroy Bay is the most convoluted of the marine inlets in north-west Ireland. It is approximately 12m long in a north-south direction. The entrance to the bay is a narrow embayment leading to a winding entrance channe; 10m in length. This channel varies in width and depth, with three significant narrows only 100-150m across, where the current reaches maxima of 3-5 knots. It opens into the Atlantic Ocean, an open shallow sea lough 8m from north to south and 2.5m from east to west, generally less than 20m in depth and with many small rocky islands and islets.
Settlements founded on the bay include Milford, Kerrykeel and Cranford.

Mammern- Zwitserland (03)

Mammern am Untersee (TG)
Mammern ist eine politische Gemeinde im Bezirk Steckborn des Kantons Thurgau in der Schweiz und liegt am Südufer des Untersees. Durch Mammern führt die Seelinie.
Sehenswert ist die 1750 eingeweihte barocke Schlosskapelle, die vom Vorarlberger Architekten Johann Michael Beer (1696-1780) entworfen wurde. Das Innere wurde hauptsächlich durch den Kemptener Maler Franz Ludwig Herrmann (geb. 1723) gestaltet. Die Wallfahrtskapelle Sieben Schmerzen Mariä in Klingenzell. Die Ruinen der Neuburg, der einstmals grössten Burg am Untersee.

Meijel-Nederland (17)

Meijel "Startebos" - Strandbad - Camping - Speeltuin
Meijel is een plaats en voormalige gemeente in Limburg (Nederland). Per 1 januari 2010 maakt Meijel deel uit van de gemeente Peel en Maas.
Geschiedenis
Meijel heeft - naast zijn geïsoleerde ligging tussen moeras en Peel - ook politiek lang in een isolement gezeten. Terwijl buurgemeente Deurne wel tot de Generaliteitslanden behoorde, maakte Meijel daar geen deel van uit.
Meijel hoorde bij het Overkwartier of Opper-Gelre en was dus achtereenvolgens Spaans en Oostenrijks (of Belgisch). In de Franse tijd hoorde het ook bij het Belgisch departement van de Nedermaas.
De andere buurgemeente Helden behoorde tot Pruisisch Opper-Gelre. De laatstgenoemde twee buurgemeenten hebben eeuwenlang ruzie gemaakt over tussengelegen trufgronden, hoewel Brabanders en Limburgers (ook uit Helden) met elkaar huwden en zich in Meijel vestigden. Dit laatste resulteerde in een geheel eigen dialect, dat dichter bij de Brabantse peeldialecten ligt dan bij de Limburgse en ook veel overeenkomsten vertoont met het net over de Limburgs-Brabantse grens liggende Neerkant.
Meijel ligt tevens bij één van de weinige doorgangen door de Peel, aan de weg van 's-Hertogenbosch naar Keulen. Mogelijk gaat deze verbinding tot in de Romeinse Tijd terug, toen de weg de belangrijke tempelplaats Empel met Keulen verbond. Langs deze weg zijn tal van Romeinse vondsten gedaan.
Herindeling Noord-Limburg 2010
Op 10 maart 2009 besloot de Meijelse gemeenteraad met een kleine meerderheid (6-5) om voor een fusie met buurgemeenten Helden, Kessel en Maasbree te kiezen. De vier gemeenten zullen samen de gemeente Peel en Maas vormen.
Bezienswaardigheden
Sint-Nicolaaskerk

Köln-Duitsland (28)

Köln - Tanzbrunnen
Der Tanzbrunnen entstand 1928 - heute dehnt sich auf einem Areal von etwa 30.000 Quadratmetern ein Kultur- und Freizeitpark mit Open-Air-Bühne und Theater aus. Von den anliegenden Rheinterrassen mit Restaurant und Biergarten sowie dem "km 689 Cologne Beach Club" direkt am am Deutzer Rheinufer hat man einen ausgezeichneten Blick auf den Dom und das Kölner Stadtpanorama.
An der Open Air-Bühne bietet der Tanzbrunnen Platz für bis zu 12.500 Zuschauer. Auf dem weitläufigen Areal locken in der Sommersaison verschiedene Märkte wie der Fischmarkt oder Blumen- und Gartenmarkt die ganze Familie. Äußerst beliebt ist die Talentprobe, bei der sich Freizeitsänger und "angehende Stars" vor einem gut gelaunten Publikum in Sangeskunst üben - Buhrufe oder tosender Applaus inbegriffen.
Im Theater am Tanzbrunnen finden auf 730 Quadratmetern Bankette, Feiern, Parties, und private Veranstaltungen statt. In der Halle, die gut 1.000 Zuschauern Platz bietet, steigen aber auch Rockkonzerte, Comedyauftritte oder Lesungen.

Dortmund-Duitsland (27)

Dortmund - Blick vom Fernsehturm
Dortmund is een stadsdistrict (kreisfreie Stadt) in de Duitse deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen, gelegen in het Ruhrgebied. Dortmund de grootste stad van het Ruhrgebied (met Essen op plaats 2), de op één na grootste stad van Noord-Rijnland-Westfalen (na Keulen) en de zevende stad van Duitsland.
Dortmund is een belangrijk spoorwegknooppunt met verbindingen in alle richtingen. Vanuit Nederland is de stad met een rechtstreekse treinverbinding vanaf Enschede te bereiken.
De stad biedt de bezoeker een complete winkelstad die zich kan meten met bijvoorbeeld Amsterdam. Naast hele grote warenhuizen als, Kaufhof en Saturn (elektronica) zijn er ook kleinere, gezellige winkeltjes te vinden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is de stad sterk gebombardeerd. In het centrum zijn er dan ook weinig historische gebouwen over gebleven. In het stadsgebied zijn wel enige kastelen (waterslot Bodelschwingh), een ruïne (Hohensyburg) en monumentale industriegebouwen (museum Zeche Bövinghausen) te vinden.
Sinds enkele jaren heeft Dortmund een nieuw concertgebouw, dat zich, akoestisch gezien, kan meten met de beste zalen in Duitsland.

Koblenz-Duitsland (26)

Koblenz - Feste Ehrenbreitstein
Koblenz is een stadsdistrict (kreisfreie Stadt) in Duitsland, gelegen aan de monding van de Moezel in de Rijn en behorend tot Rijnland-Palts. Met 106.293 inwoners is het de op drie na grootste stad van deze deelstaat, waarvan het tussen 1947 en 1950 kort hoofdstad was. De naam van de stad verwijst naar haar ligging: ze gaat terug op het Latijnse confluentes, samenvloeiing. De stad ligt voor het grootste deel op de linker Rijnoever.
Deutsches EckOp het punt waar Rijn en Moezel samenkomen bevindt zich het Deutsches Eck met een groot monument dat ter ere van keizer Wilhelm I werd opgericht en waar sinds 1993 een replica van Festung Ehrenbreitstein.

Brussel-België (03)

Brussel - Kleine Zavel
De Zavel (Frans le Sablon) is een wijk in het historische centrum van Brussel, aan de rand van de 12e-eeuwse versterkingen.
Zeer waarschijnlijk won men hier in het verleden zand (zavel is kleihoudend zand). In 1304 verkocht het Sint-Janshospitaal dit terrein aan de gilde van de kruisboogschutters die hier een kerk bouwden. Voorheen had de plaats gediend om de doden van het hospitaal te begraven. De Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavelkerk valt op door haar 14 m hoge glasramen; de middelen om een toren te bouwen ontbraken.
Op het hoogste punt van de Zavel dat zich uitstrekt tot aan het Paleis van Egmont legde men de Kleine Zavel aan: een park waarin hedendaagse beeldhouwers in brons 48 oude beroepen zullen uitbeelden. In het centrum van het park staat het standbeeld van graaf van Egmont en graaf Horne dat tot 1879 voor het Broodhuis van de Grote Markt van Brussel stond. De graven zijn omringd door standbeelden van tien humanisten

Koblenz-Duitsland (25)

Koblenz am Rhein - Deutsches Eck
Op het punt waar Rijn en Moezel samenkomen bevindt zich het Deutsches Eck met een groot monument dat ter ere van keizer Wilhelm I werd opgericht en waar sinds 1993 een replica van zijn in 1945 verwoeste ruiterstandbeeld staat. De naam van dit monument gaat overigens terug op de Duitse Orde, de kruisridderorde die sinds eeuwen op deze plaats bezittingen had. In het, nog intacte, Deutschherrenhaus van deze orde bevindt zich een museum voor hedendaagse Franse kunst, het Ludwig Museum im Deutschherrenhaus.
Op de rechterover van de Rijn ligt het fort Ehrenbreitstein, ooit na Gibraltar de op een na grootste rotsvesting van Europa.
Van de vele bruggen in Koblenz dateert de oudste, de Balduinbrug over de Moezel, uit de 14e eeuw. Van een brug over de Rijn die de Romeinen hier in de 1e eeuw v.Chr. hadden gebouwd, zijn resten teruggevonden.

Drunen-Nederland (16)

Drunen - zwembad
Drunen is een plaats in de gemeente Heusden (Noord-Brabant), op 1 januari 2010 had Drunen 18.017 inwoners. Drunen maakt deel uit van een regio die de Langstraat wordt genoemd en die van oudsher bekend staat om zijn leer- en schoenenindustrie. Drunen was vanaf 1813 een zelfstandige gemeente, bestaande uit de plaatsen Drunen, het gehucht Giersbergen en de bouwhoeven Fellenoord, Klinkaert en het inmiddels afgebroken Pestert. In 1935 is, na de opheffing van de zelfstandige gemeente Elshout & Oud-Heusden, het kerkdorp Elshout toegevoegd. Op 1 januari 1997 is deze gemeente samengevoegd met de voormalige gemeenten Vlijmen en Heusden in de nieuwe, grotere gemeente Heusden. Grote werkgevers in Drunen zijn de scheepsschroevenfabriek van Wärtsilä, (voorheen Lips en John Crane), de aluminiumfabriek van Sapa (voorheen Alcoa), en de messingfabriek LDM (voorheen Lips). Deze drie verwante bedrijven werken samen onder de naam Metal Valley.
Het voormalig themapark het Land van Ooit was hier gevestigd. Het was gevestigd op het landgoed van het Kasteel Drunen. Na het faillissement is het gebied en het kasteel aangekocht door de gemeente Heusden en omgedoopt tot de 'Poort van Heusden'.
Aan de noordzijde op de bebouwing van het huidige Drunen was het voormalig Statioon Drunen-Heusden gelegen; het was gelegen aan de westzijde van de spoorwegovergang 'de Wolfshoek'.
Nationaal Park de Loonse en Drunense Duinen, is een alom in Nederland en tot ver over de landsgrenzen bekend natuurgebied. Verder kent Drunen qua karakter sterk verschillende bossen. Een van deze bossen herbergt een eendenkooi. De dijken en de vele paden in Drunen bieden u een uitstekende mogelijkheid om de omgeving per fiets te verkennen. Drunen is ook bekend omdat hier vroeger het Autotron was gevestigd (nu in Rosmalen) en Het Land van Ooit in deze plaats lag. Het Land van Ooit werd op 22 november 2007 gesloten na failliet te zijn verklaard.

Limburg a.d. Lahn-Duitsland (24)

Limburg a.d. Lahn
Limburg a.d. Lahn is een gemeente in de Duitse deelstaat Hessen, gelegen in het district Limburg-Weilburg.
Limburg a.d. Lahn heeft een oppervlakte van 45,15 km² en ligt in het centrum van Duitsland, iets ten westen van het geografisch middelpunt. Langs Limburg vloeit de Lahn. In Limburg is de zetel van het Bisdom Limburg. De kathedraal, die in 1235 gewijd werd, is een gaaf voorbeeld van laat-romaanse bouw, hoewel ook al enige vroeg-gotische elementen zichtbaar zijn.

St. Jakob in Haus-Oostenrijk (07)

St. Jakob in Haus 855 m, Tirol
St. Jakob in Haus is een gemeente in de Oostenrijkse deelstaat Tirol, en maakt deel uit van het district Kitzbühel.

Heidelberg-Duitsland (23)

Heidelberg - Blick von der Scheffelterasse
Heidelberg is een stad in het noordwesten van de Duitse deelstaat Baden-Württemberg. De stad telt 144.634 inwoners en ligt overwegend aan de westelijke oever van de Neckar.
Heidelberg is vooral bekend als universiteitsstad en vanwege het historische centrum van de stad.
Vakantieroutes
Vakantieroutes in Heidelberg: Bergstraße, Bertha Benz Memorial Route, Burgenstraße (Casteel Route) en Straße der Demokratie.

Hilvarenbeek-Nederland (15)

Camping Recreatieoord Beekse Bergen Hilvarenbeek
Wilde dieren spotten tijdens een kampeervakantie in Nederland? Het klinkt onwaarschijnlijk, maar kan wel! Kom kamperen op vakantiepark Beekse bergen in Hilvarenbeek/Noord-Brabant. De Beekse Bergen wordt ook wel het Afrikaanse hart van Noord-Brabant genoemd. Hier beleeft u een avonturen waarvan u nooit gedacht had dat ze mogelijk waren in Nederland. U verblijft vlakbij giraffen en gorilla’s. Vanaf vakantiepark Beekse Bergen wandelt u in een paar minuten naar het bekende safaripark waar maar liefst vijftienhonderd wilde dieren verblijven. Ook vaart er vanaf het bungalowpark en de camping regelmatig een boot naar de tientallen (water)attracties van Speelland Beekse Bergen. Tijdens uw kampeervakantie in Hilvarenbeek op vakantiepark Beekse Bergen kunt u beiden parken net als vier andere attractieparken gratis en onbeperkt bezoeken.

Vianden-Luxemburg (05)

Vianden
Vianden is een plaats in het gelijknamige kanton Vianden in het noordoosten van Luxemburg. De plaats Vianden ligt onmiddellijk aan de grens met Duitsland, en wel met de deelstaat Rijnland-Palts, aan beide zijden van de rivier de Our. Vianden is een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van Luxemburg.
GeschiedenisReeds in de Romeinse tijd was Vianden een castellum. Later werd Vianden de zetel van de graven van Vianden, die troonden in de burcht hoog boven het stadje. Vianden kreeg in de 11e eeuw stadsrechten naar het model van Trier.In 1417 kwam het Graafschap Vianden door vererving in handen van Engelbrecht I van Nassau, die daarmee Graaf van Vianden werd. Deze titel ging in 1890 over op de Walramse Linie van het Huis Nassau.In 1815 kwam een groot deel van het Graafschap Vianden bij Pruisen. Het overblijvende deel werd opgedeeld in een aantal kantons. Dat is de reden waarom het kanton Vianden tegenwoordig het kleinste kanton van Luxemburg is.
BezienswaardighedenEen belangrijke bezienswaardigheid van Vianden is het kasteel van Vianden. De kasteelruïne wordt gerestaureerd en is te bezichtigen. Hoogtepunten van bouwkunst zijn het Trinitariërsklooster en de bijbehorende kloosterkerk uit het midden van de 11e eeuw. Inmiddels is dit kasteel nagenoeg geheel gerestaureerd en ook van binnen nagenoeg compleet ingericht.Een survivalpark is in 2006 geopend.Bij Vianden bevindt zich een belangrijke waterkrachtcentrale.

Andalucía-Spanje (04)

Andalucía
Andalusië (Spaans: Andalucía) is een van de 17 autonome regio's van Spanje. Op 1 januari 2008 had het een inwonertal van 8.202.220, en is daarmee de grootste Spaanse autonome regio naar inwoneraantal. De hoofdstad van Andalusië is Sevilla.
Andalusië is gelegen in het zuiden van Spanje. Het gebied grenst in het noorden aan Extramadura en Castilië-La Mancha, in het oosten aan Murcia, in het zuiden aan de Middellandse Zee en Gibraltar, en in het westen aan Portugal en de Atlantische Oceaan.
Geografisch gezien valt Andalusië grofweg te verdelen in drie delen:
De Sierra Nevada en aangrenzende sierra's in het zuiden en oosten. De hoogste bergpiek is de Mulhacén met 3482 meter.
De Sierra Morena in het noorden op het grensgebied van Extremadura en Castilië-La Mancha.
De imposante vallei van de Guadalquivir ligt hier tussen in, met het beschermde moerasgebied "Marismas del Guadalquivir" als de indrukwekkende delta van deze rivier.
Toerisme
Andalusië heeft zeer diverse toeristische trekpleisters. Deze zijn in hoofdzaak:
Voor de cultuur- en geschiedenisliefhebbers Historische steden, zoals Granada, Sevilla en Córdoba.
Voor sportieve toeristen de Sierra Nevada met een omvangrijk net van wandelroutes, mogelijkheden voor alpinisme en in de winter uitgebreide wintersportmogelijkheden. Aan de kust is alle mogelijke watersport te ondernemen.
De Costa del Sol en de Costa de la Luz. Deze populaire stranden zijn het gehele jaar door bevolkt met in de winter vooral gepensioneerde West-Europeanen. In de zomer is het heel druk met vooral gezinnen en jongeren uit heel Europa: badplaatsen zoals Málaga, Torremolinos en Marbella zijn wereldberoemd. Er zijn echter ook kleinere badplaatsen die nog niet volledig door het massatoerisme zijn ontdekt, zoals Nerja.
Andalusië heeft ongeveer 90 golfclubs, die golfbanen hebben met 18 holes of meer.

Vianden-Luxemburg (04)

Vianden
Vianden is een plaats in het gelijknamige kanton Vianden in het noordoosten van Luxemburg. De plaats Vianden ligt onmiddellijk aan de grens met Duitsland, en wel met de deelstaat Rijnland-Palts, aan beide zijden van de rivier de Our. Vianden is een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van Luxemburg.GeschiedenisReeds in de Romeinse tijd was Vianden een castellum. Later werd Vianden de zetel van de graven van Vianden, die troonden in de burcht hoog boven het stadje. Vianden kreeg in de 11e eeuw stadsrechten naar het model van Trier.In 1417 kwam het Graafschap Vianden door vererving in handen van Engelbrecht I van Nassau, die daarmee Graaf van Vianden werd. Deze titel ging in 1890 over op de Walramse Linie van het Huis Nassau.In 1815 kwam een groot deel van het Graafschap Vianden bij Pruisen. Het overblijvende deel werd opgedeeld in een aantal kantons. Dat is de reden waarom het kanton Vianden tegenwoordig het kleinste kanton van Luxemburg is.BezienswaardighedenEen belangrijke bezienswaardigheid van Vianden is het kasteel van Vianden. De kasteelruïne wordt gerestaureerd en is te bezichtigen. Hoogtepunten van bouwkunst zijn het Trinitariërsklooster en de bijbehorende kloosterkerk uit het midden van de 11e eeuw. Inmiddels is dit kasteel nagenoeg geheel gerestaureerd en ook van binnen nagenoeg compleet ingericht.Een survivalpark is in 2006 geopend.Bij Vianden bevindt zich een belangrijke waterkrachtcentrale.

Rursee-Duitsland (22)

Rund um den Rursee
De Eifel is een gebied met vele beken en riviertjes, die het water dat de westenwinden in ruime mate aanvoeren, afvoeren richting zee. De neerslag in dit gebied varieert tussen 750- 1100mm per jaar. In de Hoge Venen, in de bovenloop van de Rur dus, valt zelfs 1400 mm per jaar. De gemiddelde jaartemperatuur ligt tussen 9 en 10°C.Vroeger was het water een lust, want het leverde energie voor watermolens, maar vaak vormde het ook een last, omdat er regelmatig overstromingen optraden. Om dit probleem tegen te gaan werden in de loop van de 20e eeuw allerlei stuwmeren aangelegd. Eén van die stuwmeren is de Rursee. De Rursee ligt temidden van beboste heuvels, die zich in het water weerspiegelen. Op het stuwmeer varen rondvaartboten en langs de oevers liggen strandbaden, zoals bij Eschauel. Het belangrijkste doel voor de aanleg van het stuwmeer was het tegengaan van het overstromen van de gebieden die stroomafwaarts langs de Rur liggen. Verder wordt er drinkwater voor het gebied rondom Aken gewonnen en ook de elektriciteitsproductie moet niet worden vergeten.
Energie uit water, van watermolen tot waterturbine.
Langs de riviertjes in de Eifel lagen in het verleden allerlei watermolens. Deze hadden verschillende functies, graanmolen, oliemolen, zaagmolen of volmolen. Alles was er te vinden. De watermolens zaten eind 18e eeuw echter aan hun piek wat betreft de levering van energie. Daarom werden in de loop van de 19e eeuw allerlei turbines ontwikkeld, die een hogere opbrengst leverden. Een voorbeeld hiervan is de Francisturbine, welke in de tweede helft van de 19e eeuw werd ontwikkeld. Het voordeel van deze turbine was, dat ze aan een generator gekoppeld kon worden, die de mechanische energie omzette in elektrische energie. Ze kon zelfs 90% van de beschikbare energie bruikbaar maken.
De Urfttalsperre
Met de bouw van de Urfttalsperre in 1905 begon voor de Eifel een geheel nieuwe periode, men kon nu namelijk gaan beschikken over een grote mate van elektrische energie. De Urftstuwdam werd gebouwd door Otto Intze, professor bouwconstructie aan de Technische Hochschule te Aken en behoorde in het begin tot de modernste van Europa. Het was een zogenaamde "Gewichtsstaumauer" uit lokaal gewonnen Grauwacke en Tonschiefer die in een boogvorm het Urftdal afsloot. Ze was 3 meter diep in het gesteente bevestigd. De centrale in de Urfttalsperre leverde 12 Megawatt, een voor die tijd respectabele hoeveelheid, zeker in vergelijk met de watermolens in vroeger dagen. Ook waren er andere voordelen, men kon nu over goedkope, schone en vrijwel onuitputtelijke energie beschikken. Enkele tientallen jaren later besloot het "Wasserverband Schwammenauel" ook in de Rursee een stuwmeer te bouwen. Het project werd gefinancierd door de "Rurtalsperrengeselschaft", Het "Wasserverband Obermaubach", het "Wasserwerk" van de toenmalige Kreisen Aachen, Düren, Schleiden, Jülich, Geilenkirchen- Heinsberg en Erkelenz. Zo ontstonden in de loop van de volgende decennia een groot aantal stuwmeren, als de Rurtalsperre, de Kalltalsperre en de Oleftalsperre.Een tweede taak van de stuwmeren was het beschermen van het gebied tegen overstromingen. Door sterke regenval, of het smelten van sneeuw, kon het water van de Rur, Olef en Urft vaak sterk aanzwellen en dit leidde tot overstromingen in de gebieden langs deze rivieren. Met de bouw van de stuwmeren kon men het overstromingsprobleem enigszins de baas. De ergste hoogwaterstanden werden hierbij opgevangen. Maar ook in periodes van droogte bewezen de stuwmeren hun diensten. Dan leverden ze namelijk ook in droge zomers nog voldoende water aan de rivieren.Een laatste taak is het leveren van drinkwater aan de omliggende steden.De Rursee is verbonden met allerlei andere stuwmeren stroomop- en afwaarts langs de Rur. Deze negen grote stuwmeren kunnen per jaar 80 miljoen m3 drinkwater leveren aan de steden Aken, Düren, Heinsberg en omgeving. Enkele stuwmeren, zoals de Dreilägerbachtalsperre bij Roetgen en de Perlenbachtalsperre bij Höfen, hebben alleen de drinkwatervoorziening als doel. De Wehebachtalsperre in het Hürtgenwald levert zowel drinkwater en heeft ook een functie in het beschermen van de stroomafwaarts gelegen gebieden in het gebied rond Aken en Düren.

De stuwdammen.
De stuwdam bij Schwammenauel is een eenvoudige aarden stuwdam met binnenin een 12 meter hoge betonmuur, die de benodigde stabiliteit garandeert. Dit soort stuwdammen is veel goedkoper dan de zogenaamde "Gewichtsstaumauern" waaronder de Urfttalsperre valt. Bovenop de aarden ondergrond ligt een laag breuksteen.Na de eerste bouwfase, tussen 1934 en 1938, was de dam 57 meter hoog. In het kader van de nationaalsocialistische arbeidsverschaffing waren er meer dan 10.000 arbeiders te werk gesteld. Het doel van deze dam was drieledig, ten eerste het beschermen van de stroomafwaarts gelegen gebieden tegen overstromingen, ten tweede het leveren van industriewater voor de bedrijven in Düren en tenslotte de energieopwekking. In totaal kon er nu 100,7 miljoen m3 water opgeslagen worden. Tussen 1934 en 1937 werd er tevens een kleine stuwdam bij de Paulushof te Rurberg gebouwd. Met zijn 14 meter stuwde deze dam de zogenaamde "Obersee" en leverde zo een opslagcapaciteit van 1,73 miljoen m3. Op deze manier is de "Obersee" onafhankelijk van de peilverschillen in Schwammenauel. Nadat deze dam gereed was, ontstond er een wateroppervlak van 493 hectare, welke tot vlakbij Einruhr en tot 2 kilometer in het Urftal reikte. De Obersee dient tevens als drinkwaterreservoir. Om deze reden is het in de Obersee niet mogelijk om te zwemmen en mogen er alleen electrisch aangedreven schepen varen. Op de Rursee, die begint aan de voet van de Eiserbachdamm, die de Eiserbach tot een zwemplas stuwt, mag men veel meer toeristische activiteiten uitvoeren. Hier wordt het water namelijk niet meer als drinkwater gebruikt, maar voor allerlei andere doeleinden, zoals de landbouwIn een volgende fase, tussen 1955 en 1959, werd de dam opgehoogd, zodat hij nu een hoogte heeft van 71,5 meter en een breedte, aan de voet, van 303 meter. Aan de kant van het stuwmeer bestaat hij uit een leem- en een steenlaag, terwijl op de droge kant rotsen en puin erop liggen. Door deze ophoging kon de inhoud van het stuwmeer verdubbeld worden en bereikte zo een capaciteit van 100 miljoen m3, terwijl het oppervlak ruim 8 km2 omvat. Tegenwoordig bevat het stuwmeer zelfs 205 m3 water en is zodoende een van de grootste stuwmeren in Duitsland, zelfs de stuwmeren in de Alpen kunnen nauwelijks met haar concurreren. Alleen de Bleilochtalsperre in het oost- Duitse Thüringen is nog groter. De elektriciteitscentrale, een Francisturbine, levert 14 Megawatt aan stroom per jaar.

Het Rurdal vroeger.
Op de plek van het huidige stuwmeer lagen vroeger akkers, bossen, weilanden en dorpen. Tijdens de eerste bouwfase van het stuwmeer werden reeds 300 hectare landbouwgrond overspoeld. Toen moesten echter slechts 35 gebouwen verlaten worden. Dit kwam omdat het onderste deel van het Rurdal door de vele overstromingen slechts spaarzaam bewoond was. De hoofddorpen lagen ofwel op de helling, zoals Rurberg, Woffelsbach en Einruhr, ofwel op de hoogvlaktes. Daarom waren het slechts enkele verspreide, kleine boerderijen, die het veld moesten ruimen voor het water. Veel namen van gebieden herinneren nog aan deze oude bewoning. Hierbij horen onder meer Pleushütte bij Einruhr, de boerderij Paulushof, enkele delen van het dorpje Rurberg, het gehucht Weidenauel, enkele gebouwen die hoorden bij Woffelsbach, de boerderij Morsauel en het gehucht Eschauel. De bewoners trokken naar de omliggende dorpen, emigreerden of bouwden soms zelfs nieuwe woningen boven het nieuwe stuwmeer. In Eschauel zijn de vele weekendhuisjes pas na de Tweede Wereldoorlog ontstaan. Hetzelfde geldt voor de Wildenhof tussen Woffelsbach en Eschauel.